Schouder uit de kom
Het schoudergewricht bestaat uit een bol (kop van de bovenarm) en een kom (het schouderblad). Rondom de bol en de kom bevindt zich sterk bindweefsel: het gewrichtskapsel. Dit gewrichtskapsel zorgt samen met de omliggende(banden en de rotator cuff spieren (spieren die over het schoudergewricht lopen) voor stevigheid en dus stabiliteit.
Schouderluxatie is het ‘uit de kom gaan’ van de bovenarm. Dat betekent dat het bovenarmdeel van het schoudergewricht niet meer op zijn plaats zit in de schouderkom. De bovenarm kan gedeeltelijk uit de kom schieten (subluxatie) of helemaal (totale luxatie). In beide gevallen voelt u veel pijn en kunt u de schouder niet of slechts beperkt gebruiken.
Misschien heeft u bij herhaling last van een schouderluxatie; dat heet een recidiverende schouderluxatie.
Een luxatie naar voren is de meest voorkomende vorm van de schouder uit de kom.
Maar een schouder kan ook naar achteren uit de kom schieten. Dit komt niet zo veel voor (1 tot 4 procent van alle schouderluxaties) en gebeurt vooral bij mensen boven de 40 jaar. Deze aandoening wordt ook nog wel eens over het hoofd gezien.
Oorzaken
Het ontstaat gewoonlijk wanneer men een beweging maakt waarbij het bovenarmbot geforceerd uit de kom wordt geduwd. Dit gebeurt bijvoorbeeld wanneer men valt op een uitgestrekte arm. De beweging waarbij de schouder het meeste risico loopt is een gecombineerde beweging van de arm zijwaarts naar boven (abductie) en de handpalm excessief naar boven/buiten draaien (exorotatie).
Ook bij intensief sporten kan een luxatie optreden: Wanneer men bepaalde bewegingen maakt met de arm werken er trekkrachten op het kapsel van het schoudergewricht. Wanneer deze belasting te hoog of overmatig plaats vindt, kan dit resulteren in het scheuren van het bindweefsel. Dit leidt tot een ‘instabiel gewricht’ waarbij de bewegelijkheid van het bovenarmbot toeneemt. Wanneer de belasting te groot is, kan de arm uit de kom bewegen. Het komt vaak voor bij contactsporten. Bij sporten zoals rugby, voetbal, skiën, snowboarden, basketbal is dit een relatief veel voorkomende blessure.
Wanneer men een blessure geschiedenis heeft van eerdere schouder dislocatie of (hevige) schouder instabiliteit kan de schouder gemakkelijker disloceren. In dit geval kan bijvoorbeeld het omdraaien in bed al een gedisloceerde schouder veroorzaken.
Bij kinderen met overmatig elastische gewrichtsbanden (hyperlaxiteit) schiet de arm eerder uit de kom, ook zonder ongeval.
Klachten & symptomen
Personen met een schouderluxatie ervaren een plotse hevige pijn op het moment dat de schouder uit de kom gaat. De pijn is vaak zo intens dat de activiteit niet kan worden afgemaakt en de arm beschermend tegen het lichaam wordt gehouden. De pijn is meestal gelokaliseerd in de schouderregio en kan soms uitstralen naar de arm of zelfs tintelingen geven in de hand. Wanneer na het incident de twee schouders met elkaar vergeleken worden, kan men duidelijk verschil zien.
Nadat de schouderluxatie wordt ‘teruggezet’ (relocatie), kan de schouder zwak en pijnlijk aanvoelen. Deze klachten nemen tijdens de revalidatie af. Echter, in sommige gevallen kan een bepaalde houding of beweging van de arm instabiel aanvoelen. Dit is vaak een gecombineerde beweging van de arm zijwaarts naar boven (abductie) en de handpalm naar boven/buiten draaien (exorotatie).
De diagnose kan worden gesteld door een fysiotherapeut of een arts. Een RX scan kan in sommige gevallen nodig zijn om een botbreuk uit te sluiten. Verder onderzoek zoals een CT scan, Ultrasound of MRI scan kan nodig zijn om de diagnose te bevestigen en schade aan andere structuren uit te sluiten.
Behandeling
Bij een luxatie (als de schouder uit de kom is) moet er een repositie worden uitgevoerd, oftewel de schouder moet weer terug in de kom worden gebracht. Daarvoor komt men op de eerste hulp of bij de orthopedisch chirurg terecht. Wanneer de schouder operatief is teruggezet, mag men de schouder drie weken niet bewegen (dit wordt ook wel immobilisatie genoemd). Zo krijgen het kapsel en de spieren de kans om te genezen. Daarna wordt vaak onder begeleiding van een fysiotherapeut een trainingsprogramma gevolgd om de beweeglijkheid te verbeteren, net zoals de spierkracht en de coördinatie van de spieren.
De meeste personen met deze blessure genezen goed met adequate fysiotherapie en zijn binnen weken tot maanden terug op hun oorspronkelijke (activiteiten)niveau. Het grootste gevolg van een geluxeerde schouder is een vergroot risico om opnieuw de schouder te luxeren of te subluxeren (=gedeeltelijke luxatie). Indien men last heeft van herhaalde subluxaties of luxaties kan chirurgische interventie nodig zijn. Deze chirurgische interventie zal worden opgevolgd door een intensief revalidatie programma. Wanneer er naast de schouderluxatie schade is aan zenuwen, kraakbeen of bot zal de revalidatie langer duren. De fysiotherapeut analyseert welke factoren bijdragen aan het ontwikkelen van de blessure en zal deze met behulp van oefentherapie corrigeren.
Tijdens de fysiotherapeutischebehandeling kunnen verschillende behandelstrategieën worden aangeboden waarbij oefentherapie de basis zal zijn. De oefentherapie is gericht op het versterken van de schouderstabilisatoren (rotator cuff spieren), het schouderblad (scapula) en de houding-spieren. Dit heeft als doel de schouderstabiliteit te verhogen zodat toekomstige (sub)luxaties voorkomen worden. Bijkomende handelingen kunnen zijn: weke delen massage, Triggerpointtherapie (dry Needling therapie), gewricht mobilisaties, manipulatie (manuele therapie), aanpassen van activiteiten, biomechanische correctie, Medical taping, easytaping etc.